Informatie ABC

A

Aanpassingsstoornis
Psychologische aandoeningen die zijn ontstaan als reactie op stressveroorzakende gebeurtenissen. Hierbij kan sprake zijn van angst, depressieve gevoelens of afwijkingen in het gedrag (bijvoorbeeld agressie). Deze problemen zijn duidelijk ernstiger dan verwacht zou kunnen worden naar aanleiding van de gebeurtenis, maar voldoen niet aan criteria van andere psychische stoornissen die zijn ontstaan door stress (bijv. een posttraumatische stressstoornis.

Acute stressstoornis
Een angststoornis die is ontstaan na een zeer ingrijpende gebeurtenis als een oorlog of een natuurramp. Het trauma wordt steeds opnieuw beleefd en de persoon is gespannen en onrustig. Als de symptomen langer dan een maand aanhouden, wordt gesproken van een posttraumatische stressstoornis.

ADHD (Attention-Deficit / Hyperactivity Disorder)
Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit. De meest voorkomende psychiatrische stoornis op kinderleeftijd, waar ongeveer 2 tot 5% van de kinderen aan lijdt. De stoornis heeft drie hoofdkenmerken: het kind kan zijn aandacht nergens goed bijhouden, is impulsief en handelt zonder te denken, en is overbeweeglijk. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat het kind op school opstaat van zijn plaats als dat niet de bedoeling is, niet planmatig werkt, veel onnodige fouten maakt en antwoorden geeft voordat de vraag helemaal gesteld is. Deze symptomen kunnen zowel op school als in het gezin veel overlast veroorzaken. De behandeling van kinderpsychiaters kan bestaan uit een combinatie van medicijnen en een vorm van psychotherapie waarmee het kind een duidelijke structuur wordt geboden. Bij een meerderheid van de kinderen worden de symptomen beduidend minder tijdens de adolescentie en volwassenheid, maar ongeveer de helft behoudt restverschijnselen tijdens de adolescentie en volwassenheid en bij een minderheid blijft het volledige syndroom aanwezig. Deze aandoening wordt vaak afgekort tot ADHD en werd vroeger aangeduid als minimal brain dysfunction of minimal brain damage.

Afasie
Een verworven taalstoornis die veroorzaakt wordt door een hersenbeschadiging. Meestal is de linkerhersenhelft getroffen, waar (bij de meeste mensen) het taalcentrum is gelegen. Van afasie is geen sprake als de taalstoornis een afgeleide is van andere stoornissen, zoals slechthorendheid, een slechte beheersing van de spraakmotoriek of een verwarde gedachtegang. In verreweg de meeste gevallen ontstaat afasie door een stoornis in de bloedsomloop in de hersenen, maar ook tumoren, vergiftigingen en operaties kunnen afasie veroorzaken. Door de afasie kunnen het spreken, het taalbegrip, het lezen en het schrijven in meer of mindere mate worden aangetast. Zo kan iemand veel moeite hebben met spreken, terwijl hij wel alles lijkt te begrijpen wat tegen hem gezegd wordt. Zorgvuldig onderzoek wijst echter uit dat in dergelijke gevallen ook het taalbegrip niet meer optimaal is.

Affect
Een bepaalde emotie of een bepaald gevoel met betrekking tot een specifieke situatie of gebeurtenis. Vaak wordt het woord affect gebruikt voor heftige gemoedsaandoeningen.

Agnosie
Letterlijk: geen inzicht. Het als gevolg van hersenbeschadiging zintuiglijke informatie nog wel kunnen opnemen, maar niet meer kunnen herkennen. Dit kan beperkt zijn tot bijvoorbeeld het gezichtsvermogen (visuele agnosie) of het gehoor (auditieve agnosie). De Amerikaanse neuroloog Oliver Sacks beschrijft bijvoorbeeld dat een man zijn vrouw ziet en vervolgens probeert haar op zijn hoofd te zetten, omdat hij denkt dat zij een hoed is.

Agorafobie
Letterlijk: pleinvrees. Het huis niet goed meer uit durven vanwege irreële angst. De angst heeft niet alleen betrekking op grote lege ruimten, maar vooral op de mensen die zich daar ophouden. De persoon wordt vooral beangstigd door de gedachte dat er geen eenvoudige ontsnappingsmogelijkheden bestaan om het eigen huis snel te bereiken. In ernstige gevallen kan agorafobie iemand volledig aan zijn huis kluisteren.

Amnesie
Geheel of gedeeltelijk geheugenverlies. Dit kan zowel betrekking hebben op het korte-termijngeheugen als op het lange-termijngeheugen. Amnesie kan veroorzaakt zijn door lichamelijke letsel (organische amnesie) of door heftige emoties (psychogene amnesie).

Anorexia nervosa
Een eetstoornis die beschreven kan worden als ‘het meedogenloos streven naar magerte’. De ziekte treft vooral meisjes in de pubertijd en adolescentie, maar kan ook bij volwassen vrouwen en bij jongens en mannen voorkomen. Het lichaamsgewicht wordt door voedselweigering, laxering en sporten doelbewust naar beneden gebracht, vanwege een extreme angst om dik te worden, en ligt tenminste een kwart onder normaal. Toch kan het idee blijven leven dat het eigen lichaam afzichtelijk dik of vormeloos is. De voedsel weigering leidt tot ondervoeding, die ernstige lichamelijke ontregelingen tot gevolg kan hebben. De lichaamstemperatuur is verlaagd, evenals de hormoonspiegels in het bloed. Vaak treedt ook de menstruatie niet meer op (amenorroe). De ondervoeding kan zelfs leiden tot de dood.

Apraxie
Het onvermogen om complexe handelingen uit te voeren. De oorzaak van het probleem is het onvermogen om verschillende spierbewegingen in de juiste volgorde te laten verlopen.

Autisme
Het sterk op zichzelf gericht zijn. Vaak wordt deze gebruikt als afkorting voor een autistische stoornis (infantiel autisme). Dit is een stoornis die al voor het derde levensjaar aan het licht treedt en die gekenmerkt wordt door een ziekelijke neiging om zich (bijna) volledig af te sluiten voor sociale interactie. De infantiele autist heeft tekortkomingen in verbale en nonverbale communicatie en heeft een opvallend beperkt repertoire aan bezigheden en interesses. Hij creëert een eigen fantasiewereld en is angstig in zijn contacten met de buitenwereld. Dit stelt hem een enkele keer in staat een bepaald specialisme te ontwikkelen, zoals bijvoorbeeld kalenderrekenen (idiot savant).

B

Behaviorisme
Engels: behavio(u)r = gedrag. Historisch gezien zeer invloedrijke richting in de psychologie, die primair het uiterlijk waarneembare gedrag bestudeert. De manier waarop dit werd bestudeerd, was door het zoeken naar regelmatigheden in de wijze waarop individuen of diersoorten op een prikkel een reactie geven. Hoewel aan invloed afgenomen is het behaviorisme nog steeds belangrijk in de wetenschappelijke psychologie.

Boulimia nervosa
Ook wel boulimie en vraatzucht genoemd. Een eetstoornis waarbij herhaaldelijk in korte tijd zeer veel voedsel wordt verzwolgen, dat vervolgens weer uitgebraakt wordt of dat met behulp van laxeermiddelen uit het lichaam wordt verwijderd. Dit gedrag levert voor de persoon vaak schuldgevoelens op en treedt meestal op als reactie op onlustgevoelens. De persoon is overdreven bezorgd over het eigen lichaamsgewicht en lijnt vaak tussen de vreetbuien door. Personen met boulimia nervosa hebben vaak in een eerder stadium geleden aan anorexia nervosa.

Bipolaire stoornis
Ook wel manisch- depressieve stoornis genoemd. Een tweezijdige stemmingsstoornis waarbij afwisselend episoden met een overdreven opgewekte, hypomane, en een sterk teneergeslagen, depressieve, stemming voorkomen.

C

Chronische vermoeidheid
Zie moeheid, chronisch.

Cliënt gerichte therapie
Ook wel non-directieve therapie genoemd. Zie Rogeriaanse therapie.

Cognitie
Een zeer breed begrip dat nauwelijks is af te bakenen en dat gebruikt wordt voor het vermogen om dingen te leren kennen. Waarnemen, taal, redeneren, geheugen en denken vallen onder de cognitieve functie. Naast de cognitieve functies worden de conatieve functies (willen en handelen) en affectieve functies (gevoelens) onderscheiden.

Cognitieve therapie
Een vorm van psychotherapie die zich erop richt automatische negatieve gedachten te doorbreken. Deze aanpak werd bijvoorbeeld voorgestaan door de psychiater Aaron Beck, die dacht dat bij vrijwel iedere geestelijke stoornis automatische gedachten een rol spelen. Een depressief persoon kan bijvoorbeeld zichzelf constant voorhouden dat hij waardeloos is. Het doorbreken van deze gedachtegang kan depressies verlichten.

Conversie
Een lichamelijk symptoom die het gevolg kan zijn van een psychisch problemen en waarvoor geen lichamelijke oorzaak gevonden kan worden.

Coping
De manier waarop iemand omgaat met problemen en gebeurtenissen, alsmede omgaat met hevige gedachten of gevoelens. Zo kan iemand een actieve of passieve copingstijl hebben. Mensen met een actieve copingstijl hebben over het algemeen minder last van stress en beschikken over een betere geestelijke gezondheid.

Counseling
Letterlijk: raadgeven. Het adviseren bij bijvoorbeeld school- en beroepskeuze, huwelijksmoeilijkheden of loopbaanplanning. Wanneer problemen zwaarder zijn wordt eerder van psychotherapie gesproken.

Cyclothymie
Een stemmingsstoornis met regelmatige stemmingsschommelingen die vrij licht zijn en die niet veroorzaakt worden door levensomstandigheden. Bij ernstiger schommelingen in de stemming wordt eerder gesproken van een bipolaire stoornis.

D

Dementie
Een verzamelnaam voor een aantal stoornissen die met name op hogere leeftijd voorkomen en die met elkaar gemeen hebben dat de hogere verstandelijke vermogens achteruitgaan. Het geheugen, denken, oriëntatievermogen, begrip, leer- en oordeelvermogen en taalgebruik worden alle minder, terwijl het bewustzijn helder blijft. Deze verschijnselen gaan gewoonlijk gepaard met een verminderde emotionele controle en slechter sociaal functioneren. De dagelijkse zelfredzaamheid wordt door dementie duidelijk beperkt. Enkele oorzaken zijn de ziekte van Alzheimer, herseninfarcten, andere ziekteprocessen en het excessief gebruik van alcohol. Dementie is meestal progressief (wordt steeds erger) en er bestaan voor de meeste vormen geen behandelingsmogelijkheden. Er kan echter ook sprake zijn van een reversibel of omkeerbaar proces.

Depersonalisatie
Het vervreemd zijn van eigen lichaam en geest. De persoon beleeft zichzelf niet als vertrouwd, maar als vreemd, eigenaardig en soms zelfs absurd. Dit gevoel kan bij psychiatrische stoornissen in meer of mindere mate aanwezig zijn en is vaak zeer beangstigend.

Depressie
Een psychische aandoening die tot uiting kan komen in één of meerdere van de volgende symptomen: neerslachtigheid of sombere stemming, niet kunnen genieten van alledaagse gebeurtenissen, gebrek aan zelfwaardering, schuldgevoelens, piekeren, terugkerende gedachten aan de dood of suïcidaal zijn (de aandrang zichzelf van het leven te benemen), pessimisme, duidelijke gewichtsvermindering- of toename, verminderde- of toegenomen eetlust, slaapproblemen, vermoeidheid of verlies van energie, concentratie- of geheugen problemen en besluiteloosheid.

Desensitisatie
Het minder gevoelig worden voor bepaalde prikkels die angst of onrust oproepen. Deze techniek wordt onder meer toegepast in de gedragstherapie als het gaat om het aanpakken van angsten of fobieën. Door middel van het bespreken van situaties in de therapie (in vitro) die moeilijk zijn voor de patiënt en het vervolgens aanleren van adequatere manieren om hiermee om te gaan (coping) zoals; ontspanning en het aanleren van reëlere en positievere gedachten, wordt de daadwerkelijke situatie voorbereid. Door middel van het stap voor stap confronteren (successieve approximatie; langzame toenadering) met de angst in de echte situatie (in vivo), bijvoorbeeld een druk marktplein, kan er verdere desensitisatie optreden.

Diagnose
Het vaststellen welk onderliggend patroon, stoornis of ziekte ten grondslag ligt aan de vertoonde symptomen. In psychotherapie wordt gebruik gemaakt van (biografische) vragenlijsten, psychologische tests, observatie en gespreksindrukken met de patiënt en eventueel zijn of haar familie.

Directieve therapie
Een vorm van psychotherapie waarin de therapeut duidelijk de richting aangeeft van de behandeling en een groot deel de verantwoordelijkheid voor het verloop ervan op zich neemt. Zo is gedragstherapie een directievere vorm van therapie dan bijvoorbeeld psychoanalyse of Rogeriaanse therapie.

Dissociatie
Een stoornis waarbij er voor de duur van een bepaalde periode een onvermogen is om bepaalde persoonlijke gegevens te herinneren. Meestal zijn deze herinneringen van traumatische of stressveroorzakende aard. De dissociatie kan soms zo ernstig zijn dat er sprake is van een meervoudige persoonlijkheid., hoewel dit in psychiatrische kringen een omstreden concept is. De dissociatie kan ook betrekking hebben op lichamelijke functies.

Dyscalculie
Rekenstoornis. Een leerstoornis die specifiek betrekking heeft op rekenen, terwijl de intelligentie normaal is.

Dyslexie
Leerstoornis die betrekking heeft op lees- en/of spellingsmoeilijkheden. Dyslexie wordt veroorzaakt door een stoornis in de werking van de hersenschors, maar het precieze mechanisme hierachter is nog onbekend.

Dysthymie
Een stemmingsstoornis die gekarakteriseerd wordt door een algemene neerslachtigheid en een gebrek aan interesse in normale activiteiten. Dysthymie onderscheidt zich van een depressieve stoornis doordat de depressie minder diep is en een lange duur van minimaal twee jaar heeft.

E

Eerstelijnspsycholoog
Een eerstelijnspsycholoog is een hulpverlener die u concreet helpt bij psychische problemen. Via gesprekken helpt de eerstelijns psycholoog u om weer op eigen kracht verder te kunnen. ‘Eerstelijns’ wil zeggen dat u, net als bij de huisarts, zelf kunt bellen voor een afspraak. U vindt een eerstelijnspsycholoog vaak dichtbij huis. De eerstelijnspsycholoog is er voor volwassenen, jongeren en kinderen. U kunt een eerstelijnspsycholoog inschakelen als u ergens mee zit of psychische klachten heeft. Juist als u er vroeg bij bent, kan een eerstelijns- psycholoog u goed helpen. Een eerstelijnspsycholoog kan helpen als bij tal van psychische klachten (generalist). In het eerste gesprek legt u uw situatie en probleem voor. De eerstelijns- psycholoog stelt daarna, eventueel met behulp van testdiagnostiek of nadere gesprekken, de diagnose. Vervolgens werkt u samen aan een oplossing. Hoe komt het dat u er niet op eigen kracht uitkomt? Welke persoonlijke capaciteiten kunnen u helpen? De eerstelijnspsycholoog denkt met u mee en helpt u concreet om tot een oplossing te komen. Vijf tot vijftien gesprekken zijn meestal voldoende om op eigen kracht weer verder te kunnen. Eén gesprek duurt ongeveer 45 minuten.

EMDR-traumabehandeling
Eye Movement Desensitization and Reprocessing, afgekort tot EMDR, is een therapie bedoeld voor mensen met posttraumatische klachten (PTSS) en andere traumagerelateerde angstklachten. Voorwaarde is dat deze klachten zijn ontstaan als direct gevolg van een concrete, akelige gebeurtenis en waarbij het denken aan deze gebeurtenis nog steeds een emotionele reactie oproept. Een eerste versie van EMDR werd in 1989 beschreven door de ontwikkelaarster ervan, de Amerikaanse psychologe Francine Shapiro. In de jaren daarna werd deze procedure verder uitgewerkt en ontwikkelde EMDR zich tot een volwaardige therapeutische methode. Bij EMDR wordt de client gevraagd zich te richten op het als meest belastend ervaren moment in de nare ervaring, waarna hem een afleidende stimulus wordt aangeboden, meestal in de vorm van visuele signalen (het met de ogen volgen van de hand van de therapeut), of geluidssignalen (“klik”-geluiden via een koptelefoon). Dit brengt een bepaald proces op gang in de hersenen waardoor de traumatische situatie geherevalueerd wordt, en de emotionele lading afneemt tot een aanvaardbaar niveau. EMDR werkt snel en effectief en is daardoor minder belastend voor de cliënt. Bron: Psychologiepraktijk Hofman te Den Haag (zie ook www.hofman-advies.nl en de vermelding onder Den Haag). Psychologenpraktijk C.J. van Proosdij te Tiel en Rijswijk (Wijk bij Duurstede). Kijk ook op www.emdr.nl voor meer informatie over EMDR.

Emotionele intelligentie
De vaardigheid in het omgaan met emoties. Hierbij worden vijf dimensies onderscheiden: intra-persoonlijke dimensie (innerlijk), inter-persoonlijke dimensie (omgang met anderen), aanpassingsvermogen, stressmanagment en algemene stemming. Reuven Bar-On is een onderzoeker die o.a. merkte dat mensen met een hoog IQ soms faalden in hun leven, terwijl anderen met veel lager IQ succesvoller waren. Hij concludeerde dat dit vooral kwam door de manier hoe mensen omgaan met hun intelligentie, hun omgeving en hoe zij daarbij hun emotionele en sociale vaardigheden inzetten. Bar-On onderzocht dit en beschreef Emotionele Intelligentie (EQ) als een aparte vaardigheid. Na 16 jaar onderzoek bracht hij in 1997 een test op de markt die dit beoogde te meten. Hij noemde dit de EQ en verkreeg patent op deze test die officieel BarOn Emotional Quotiënt Inventory (BarOn EQ-i) ging heten.

Enkelvoudige fobie
Een fobie waarbij alleen angst bestaat voor één bepaald voorwerp of één bepaalde situatie (bijvoorbeeld een slangenfobie).

F

Faalangst
De angst om fouten te maken. Bij positieve faalangst wordt er zo met druk omgegaan dat in een testsituatie de persoon zich beter kan concentreren, bij negatieve faalangst beperkt de druk de prestaties van de persoon om dat deze te zeer in beslag wordt genomen door het idee te gaan falen. De grote angst brengt met zich mee dat de hartslag versnelt en de spieren zich spannen. Het lichaam maakt zich klaar om te vechten of te vluchten, terwijl tegelijkertijd het denken en geheugen onderdrukt worden. Dit maakt het goed presteren tijdens bijvoorbeeld een examen onmogelijk.

Fobie
Een schijnbaar ireële, grote angst voor bepaalde situaties, objecten, activiteiten of personen, die iemand in zijn doen of laten ernstig kan beperken.

Forensische psychologie
De toepassing van de psychologie ten behoeve van de rechtspraak.

G

Gedragstherapie
Een vorm van psychotherapie die sinds het beging van de jaren zestig bestaat. Het uitgangspunt van de behandeling is dat ongewenst gedrag is aangeleerd en dus ook weer kan worden afgeleerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van eenvoudige leerprincipes, zoals belonen en (in mindere mate) straffen. Het voordeel van de behandelwijze is dat in relatief korte tijd goede resultaten geboekt kunnen worden en dat de werkzaamheid doorgaans goed wetenschappelijk is onderzocht. Wanneer in de gedragstherapie, naast het gedrag, ook denkprocessen onderdeel zijn wordt er gesproken van cognitieve gedragstherapie.

H

Hallucinatie
De droomachtige waarneming van dingen die niet uit de werkelijkheid voorkomen, maar uit het eigen ik. Voorbeelden zijn: auditieve hallucinaties (het horen van stemmen, veel voorkomend bij schizofrenie) en visuele hallucinaties (het zien van dingen).

Hyperactiviteit
Een bovenmatig activiteitsniveau. Bij kinderen is vaak zichtbaar dat een dergelijke impulsiviteit gepaard gaat met een onvermogen zich te concentreren. Zie ook: ADHD.

Hyperventilatie
Dit is een manier van ademhalen die lichamelijke klachten veroorzaakt, waardoor men zich angstig gaat voelen en waardoor fobieën zich kunnen ontwikkelen. De klachten kunnen bijvoorbeeld zijn: duizeligheid, tintelingen in armen en/of benen, wazig zien, oorsuizen, zweten, vermoeidheid, gevoel dat men niet genoeg lucht krijgt, alsof er een bal in de keel zit. Meestal ademt men iets te snel doordat men emoties (bijv. boosheid of verdriet) te veel binnenhoudt. Met therapie hiervoor en ademhalings- en ontspanningsoefeningen is hyperventilatie doorgaans goed te verhelpen. Bron: Praktijk voor Psycho- en hypnotherapie, mw. drs. M.G. Aniba-Kruts, psycholoog NIP en hypnotherapeut NGVH (zie ook www.mariska.aniba.com en de vermelding onder Valkenburg (Nederland)).

Hypnotherapie / Hypnose
Hypnotherapie is een therapievorm waarbij met behulp van hypnose verandering kan worden verkregen in psychische ervaringen (angsten, stemmingen) en in lichamelijke gevoelens en toestanden (pijn, ziekten e.d.). Hypnose is een toestand van diepe ontspanning waardoor men zich sterk kan concentreren en kan ontdekken hoe klachten en problemen zijn ontstaan, hoe en waar ze precies worden ervaren en hoe men ze vervolgens kan verminderen of oplossen. Hypnotherapie en hypnose worden veel toegepast in de verwerking van trauma’s. De reden hiervoor is dat traumatische herinneringen onder hypnose makkelijker zijn te verdragen en daardoor beter kunnen worden verwerkt. Een hypnotiseur is vaak geen wetenschappelijk opgeleide therapeut. In de psychologie worden vooral de termen hypnotherapie en hypnotherapeut gebruikt. Bron: Praktijk voor Psycho- en hypnotherapie, mw. drs. M.G. Aniba-Kruts, psycholoog NIP en hypnotherapeut NGVH (zie ook www.mariska.aniba.com en de vermelding van de praktijk onder Valkenburg (Nederland)).

Hypochondrie
Het overmatig bezorgd zijn over de lichamelijke gezondheid, of het gepreoccupeerd zijn door het idee een lichamelijke ziekte te hebben. Veel lichamelijke klachten, zoals pijn, worden uitgelegd als bewijs dat er iets ernstigs mis is met het eigen lichaam. Bij ernstige vormen van hypochondrie kan ook medisch onderzoek, dat het tegendeel bewijst, de persoon in kwestie niet geruststellen. Een psychische verklaring wordt lange tijd, of helemaal, van de hand gedaan.

Hypomanie
Een lichte vorm van manie met een duidelijk verhoogde stemming en drift tot handelen. De persoon heeft minder behoefte aan slaap, is spraakzamer en vrijpostiger da normaal, en heeft het gevoel heel veel aan te kunnen. Het concentratievermogen kan verminderd zijn, maar de persoon is niet zo sterk ontregeld dat hij niet meer normaal kan functioneren in zijn werk of in persoonlijke relaties. De euforie maakt soms plaats voor een verhoogde prikkelbaarheid.

Hysterie
In het Grieks letterlijk: baarmoeder. Een term die momenteel vooral wordt gebruikt voor zgn. conversieverschijnselen. Dit zijn lichamelijke symptomen die het gevolg zijn van een psychisch problemen en waarvoor geen lichamelijke oorzaak gevonden kan worden. Het begrip hysterie wordt daarnaast ook gebruikt voor stoornissen waarbij dissociatie een opvallend kenmerk is en voor het kenmerken van iemand die zich ‘aanstellerig’ gedraagt, een grote geldingsdrang heeft en onecht lijkt in het uiten van gevoelens. In de psychologie wordt het begrip nog maar weinig gebruikt.

I

Identiteit
Het gevoel van persoonlijke eenheid; de overtuiging onveranderd en wezenlijke dezelfde te blijven. Het gelijkblijven moet vooral worden gezien als het geleidelijk evolueren (ontwikkelen) van de identiteit.

Illusie
De waarnemingsvervorming waardoor dingen anders worden waargenomen dan ze zijn. Wanneer we bijvoorbeeld in de trein zitten en een andere trein begint te rijden, lijkt het net of we zelf achteruit gaan. Ook kan de waarneming onder invloed staan van de stemming. Wanneer iemand bijvoorbeeld erg angstig is, lijkt het al gauw alsof dagelijkse geluiden in huis veroorzaakt worden door voetstappen.

Intelligentie / IQ (intelligentiequotiënt)
De vaardigheid goed problemen op te kunnen lossen, goed te kunnen leren of veel te weten. Binnen de psychologie is het nog niet gelukt een sluitende omschrijving te geven van het begrip intelligentie. IQ is de cijfermatige aanduiding voor iemands intellectuele vermogens. Intelligentietesten zijn o.a.; WISC-R (Wechsler Intelligence Scale for Children), WAIS (Wechsler Adult Intelligence Scale) en GIT (Groninger Intelligentie Test): Zie ook: emotionele intelligentie / EQ.

J

K

Karakter
Uit het Grieks: ‘charasoo’ (stempel of inkerving). De kenmerken die bij een bepaalde persoon horen. Het begrip karakter duidt op min of meer onveranderbare, stabiele eigenschappen. De meeste wetenschappers gebruiken echter het woord ‘persoonlijkheid’.

Klinische psychologie
Tak van de psychologie die zich bezighoudt met afwijkend gedrag dat, hetzij door zijn omgeving, hetzij door hemzelf, als ongewenst wordt beschouwd. De term ‘klinisch’ geeft aan dat klinisch psychologen vaak werkzaam zijn in een (psychiatrische) kliniek, maar ze kunnen tegenwoordig ook zelfstandig gevestigd zijn (bijvoorbeeld als, of in combinatie met een functie als, eerstelijnspsycholoog of psychotherapeut). Zij geven een groot aantal uiteenlopende vormen van psychotherapie en kunnen zich ook bezighouden met onderzoek of preventie.

L

Limbisch systeem
Het deel van de hersenen dat beschouwd wordt als zetel van emoties, motivatie en aspecten van het geheugen. Het limbisch systeem behoort tot de lagere delen van de hersenen en ligt in een ring om de hersenstam heen.

M

Manie
Een toestand van overdreven opgewektheid, die kan leiden tot een zorgeloze blijdschap, maar ook tot onbeheersbare rusteloosheid en achterdochtigheid. De persoon heeft een overdreven hoge eigendunk, weinig behoefte aan slaap en een sterke spreekdwang. De opgetogenheid past niet in de omstandigheden en de persoon kan onpraktische plannen maken, roekeloos met geld smijten of zich storten in liefdesavonturen. Het concentratievermogen is vaak gebrekkig en gedachten springen van de hak op de tak. In ernstige gevallen kan de manie gepaard gaan met psychotische symptomen, waarbij de waarneming van de eigen persoon en de omgeving verstoord is (en er sprake kan zijn van wanen of hallucinaties).

Meervoudige persoonlijkheid
Zie dissociatie.

Moeheid, chronisch
Stoornis in de energie, die zelfs na een goede nachtrust blijft bestaan en waarvan geen duidelijke lichamelijke oorzaak gevonden kan worden. De moeheid is vaak chronisch en kan jarenlang aanwezig zijn. Zij ontstaat meestal na een ziekteperiode of na een emotioneel aangrijpende gebeurtenis. Het is echter ook mogelijk dat de vermoeidheid een gevolg is is van een blijvende virusinfectie, die het noodzakelijk maakt dat het afweersysteem steeds actief is. Er wordt dan gesproken van een postviraal vermoeidheidssyndroom (myalgische encephalomyelitis). De moeheid kan ook een bijwerking zijn van gebruikte medicijnen, zoals benzodiazepinen.

Mutisme
Het niet kunnen of willen spreken. Dit kan een organische of psychische oorzaak hebben.

N

Narcisme
Eigenliefde. De term is afgeleid van de Griekse mythologische figuur Narcissus, die in het water zijn eigen spiegelbeeld bewonderde. De term is door Freud vanuit de psychoanalytische theorie beschreven. De term narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt momenteel in de DSM-IV omschreven als een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, beginnend in de vroege volwassenheid en tot uiting komende in diverse situaties.

NIP
Nederlands Instituut van Psychologen, opgericht in 1938 onder de naam ‘Nederlandsch Instituut van Praktizeerende Psychologen’ (NIPP). Het Nederlands Instituut van Psychologen is de landelijke beroepsvereniging van psychologen. Het NIP draagt zorg voor de kwaliteit van de beroepsuitoefening van zijn leden. De leden zijn te herkennen aan het keurmerk PSYCHOLOOG NIP.

Neuropsychologie
De wetenschap die de samenhang tussen het centraal zenuwstelsel en het menselijk of dierlijk gedrag bestudeert. De hersenen worden daarbij beschouwd als het centrale orgaan dat het gedrag coördineert en reguleert.

Neurose
Een algemene aanduiding voor een psychische stoornis waar de persoon onder lijdt, maar waarbij het contact met de werkelijkheid in stand is gebleven en waarbij het gedrag niet ingaat tegen sociale regels. De symptomen komen voort uit emotionele problemen en kunnen leiden tot allerlei vormen van angst en onbehagen.

O

Object representatie
De object representatie theorie is een stroming binnen de object relatie theorie, ontstaan vanuit de ontwikkelingspsychologie en psychoanalyse. Object representaties zijn mentale, intrapsychische constructen die een uitdrukking zijn van eigen ervaringen (zelfrepresentaties), en anderzijds ervaringen die zijn opgedaan in relatie met personen in de omgeving. Deze constructen hebben zowel een cognitief als affectief karakter en zijn vastgelegd in een intrapsychische structuur en hebben een construerende en ordende functie voor het individu. Als onbewuste elementen bepalen en beïnvloeden zij op hun beurt de kwaliteit van de intrapsychische belevingswereld en het interrelationele gedrag van het individu: realiteitstoetsing, oriëntatie en objectkeuze (b.v. vriend, partner). De representaties zijn onderhevig aan veranderingen en invloeden vanuit de omgeving en aan nieuwe interrelationele ervaringen in de loop van iemands leven.

Obsessief-compulsieve stoornis
Een stoornis die gekenmerkt wordt door terugkerende dwanggedachten, dwangbeelden, dwanggevoelens of dwanghandelingen, waarbij de persoon het gevoel heeft dat hij daartoe gedwongen wordt (compulsie) en die zich kunnen richten op één specifiek onderwerp (obsessie). Veel voorkomende voorbeelden: schoonmaken of controleren.

Ontwikkelingspsychologie
Tak van de psychologie die de ontwikkeling bestudeert die ieder mens doormaakt van kind tot volwassene tot ouderdom. Onderwerp van onderzoek zijn bijvoorbeeld de verschillende levensfasen en de invloed van opvoeding en levenservaringen op het individu.

Orthopedagogiek
Het onderdeel van de pedagogiek (opvoedkunde) dat zich bezighoudt met de studie naar en opvoeding van kinderen die in hun ontwikkeling belemmerd worden door een handicap.

P

Paniekstoornis
Ook episodische paroxismale angst. Een aandoening die gepaard gaat met terugkerende, hevige angstaanvallen die meestal slechts enkele minuten aanhouden, hoewel ze ook langer kunnen aanhouden. De angst treedt niet op als reactie op een bepaalde situatie en de angstaanvallen zijn daardoor onvoorspelbaar. Symptomen zijn bijvoorbeeld hartkloppingen, kortademigheid en hevige transpiratie. Daarbij komt vaak de angst om dood te gaan, flauw te vallen of het verstand te verliezen. Zie ook Agorafobie.

Persoonlijkheid
Een moeilijk te definiëren begrip dat staat voor de eigenschappen van een persoon. Het woord persoonlijkheid stamt af van het Latijnse persona, het masker dat in het Romeinse theater door acteurs gedragen werd om bepaalde effecten te sorteren. Tegenwoordig wordt het begrip gebruikt om iemands essentiële eigenschappen aan te duiden, een betekenis die dus tegengesteld is aan de oorspronkelijke. De persoonlijkheid van iemand is de karakteristieke manier waarop hij denkt en waarop hij de wereld tegemoet treedt

Persoonlijkheidsstoornis
Hiervan is sprake als iemand een vaste, starre manier van reageren heeft ontwikkeld op zeer uiteenlopende omstandigheden. Dit is hinderlijk voor de persoon zelf en/of directe omgeving. De stoornis komt aan het licht op veel levensgebieden en ontstaat doorgaans in de kindertijd of adolescentie en blijft voortduren in de volwassenheid. De stoornis maakt als het ware onderdeel uit van iemands karakter, en dit impliceert dat veranderingen niet zo snel zullen optreden. Als de verstoorde manier van reageren op de omgeving op volwassen leeftijd is ontstaan, wordt de voorkeur gegeven aan de term duurzame persoonlijkheidsverandering. Hier kunnen verschillende oorzaken van bestaan, zoals ingrijpende (traumatische) gebeurtenissen, het doormaken van een psychiatrische ziekte of hersenbeschadigingen. Er worden momenteel negen groepen persoonlijkheidsstoornissen omschreven: de ontwijkende, afhankelijke, obsessieve-compulsieve, antisociale, borderline, narcistische, theatrale, paranoïde, schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis en een restgroep persoonlijkheidsstoornissen (niet anderszins omschreven).

Pleinvrees
Zie Agorafobie.

Posttraumatische stresstoornis
Een psychische reactie die ontstaat na een ingrijpende gebeurtenis, zoals een gijzeling, oorlog of marteling. De reactie treedt enkele weken of maximaal een half jaar na de stressvolle gebeurtenis op. De persoon is emotioneel afgestompt en onverschillig, en niet meer zo betrokken bij zijn dagelijkse leven. Tevens wordt het gebeurde in zogenaamde ‘flashbacks’ steeds opnieuw beleefd. Bijkomende symptomen kunnen angstaanvallen, neerslachtigheid en slapeloosheid zijn.

Psychoanalyse
Met de term psychoanalyse worden drie zaken aangeduid. Allereerst wordt daarmee verwezen naar een bepaalde vorm van behandeling van neurotische (en ernstiger) stoornissen. Daarnaast heeft de term betrekking op een bepaalde methode van onderzoek van psychische processen, die vervolgens geleid heeft tot een theorie over het psychisch functioneren van de mens. Ook aan deze theorie wordt gerefereerd met de term ‘psychoanalyse’. De onderzoeksmethode, die zo kenmerkend is voor de psychoanalyse, is ontworpen door Sigmund Freud en ontstaan vanuit de behandeling en bestudering van psychoneurotische (vooral hysterische) patiënten, later aangevuld door de bestudering van de droom en van alledaagse fenomenen zoals vergissingen en versprekingen. Kenmerkend voor de onderzoeksmethode is, dat schijnbaar doelloze of betekenisloze gedragingen en symptomen worden opgevat als uitingen van onbewuste psychische conflicten, en aldus betekenis krijgen. In een psychoanalytische behandeling wordt getracht de onbewuste innerlijke conflicten op te sporen die ten grondslag liggen aan de klachten en de symptomen van de patiënt. Deze behandelingsvorm is gebaseerd op een aantal regels. Zo ligt de analysant op een bank en probeert hij zoveel mogelijk te zeggen wat in hem opkomt (vrije associatie). De psychoanalyticus zit achter de bank; hij luistert met welwillende neutraliteit en onthoudt zich van oordelen of suggesties (abstinentie). Deze ruimtelijke opstelling bevordert het ongehinderd verwoorden van opkomende gedachten en gevoelens. De emoties van de analysant worden geprojecteerd op de analyticus, hetgeen ‘overdracht’ genoemd wordt. De ontwikkeling van de overdracht wordt door de analyticus mede bevorderd door zijn abstinente houding. Overdracht houdt dus in dat de gevoelens die de analysant aan zijn analyticus beleeft, sterk gekleurd worden door – en in die zin herhalingen zijn van – ervaringen uit het verleden. Deze reacties worden vervolgens geduid door de analyticus. Aan de hand van de duidingen kan geleidelijk aan duidelijk worden gemaakt hoe heden en verleden als het ware door elkaar heen spelen.

Psychologie
Wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoek naar het menselijke gedrag. Binnen de psychologie zijn er verschillende stromingen die elk met een andere bril kijken naar menselijk gedrag.

Psycholoog
Iemand die is afgestudeerd in de wetenschappelijke psychologie. Afstudeerrichtingen zijn bijvoorbeeld: klinische psychologie, ontwikkelingspsychologie, sociale psychologie, gerontologie, cultuur en godsdienstpsychologie, neuropsychologie, theoretische psychologie en functieleer.

Psychose
Een psychiatrische stoornis waarbij het denken, waarnemen en emotionele beleven ernstig is ontregeld. De persoon beleeft zichzelf en de buitenwereld op een afwijkende manier en de persoonlijkheid is hierbij sterk gedesintegreerd. Symptomen zijn wanen of hallucinaties, waarbij het contact met de werkelijkheid is verstoord. Zie ook Hallucinatie en Waan.

Psychotherapie
Psychotherapie is een behandelmethode die wordt toegepast bij psychische klachten en problemen. De therapie bestaat uit gesprekken met een deskundige hulpverlener: de psychotherapeut. In de gesprekken bespreekt u met de psychotherapeut uw klachten en problemen. De psychotherapeut lost geen problemen voor u op, maar helpt u nare dingen anders te zien, pijnlijke gevoelens te verwerken of moeilijke situaties anders aan te pakken. Het doel van de therapie is uw psychische klachten en problemen op te heffen, of zoveel te verminderen dat u er minder last van hebt. De problemen waarvoor mensen in psychotherapie gaan zijn heel verschillend. Voorbeelden van psychische problemen zijn: angsten, depressies, verslavingsproblemen, fobieën en dwanghandelingen. Vaak liggen negatieve ervaringen aan de problemen ten grondslag. Vaak onderscheidt men vier hoofdvormen van psychotherapie: gedragstherapie, psychoanalyse en psychoanalytische psychotherapie, cliëntgerichte psychotherapie, relatietherapie en gezinstherapie.

Q

R

Rationeel-emotieve therapie (RET)
Een vorm van psychotherapie, ontwikkeld door Albert Ellis. Rationeel is bij hem alles wat bijdraagt tot een groter welzijn en geluk, daarbij rekening houdend met de beperkingen van het menselijk leven. Het irrationele vergroot daarentegen het leed. Volgens Ellis kan ieder mens zelf kiezen tussen rationeel en irrationeel en daarmee zelf beslissen over het eigen geluk. De cliënt leert zichzelf te helpen en rationele keuzes te maken, waarbij de therapeut alleen een opstapje geeft. De gedachte hierbij is dat de cliënt zich uiteindelijk gaat gedragen naar zijn nieuw verworven ideeën.

Relatietherapie
Een vorm van psychotherapie waarbij het voornaamste doel is is de onderlinge relaties tussen twee of meer personen te verbeteren. De therapie kan bijvoorbeeld gegeven worden aan een echtpaar dat veel ruzie heeft. Men spreekt van systeemtherapie wanneer een heel gezin of een hele familie onderwerp van aandacht is. De stoornis van een individu is in deze visie (mede) het gevolg van het slechte functioneren van het systeem.

Representatie
Zie Object representatie.

S

Schizofrenie
Een ernstig psychiatrisch ziektebeeld dat gekarakteriseerd wordt door fundamentele verstoringen van het denken en de waarneming, en door een emotionele beleving die niet bij de omstandigheden past. Het bewustzijn is doorgaans helder en de intelligentie blijft meestal op peil. De persoon heeft vaak het gevoel dat zijn intieme gedachten en gevoelens bij anderen bekend zijn of onder invloed van derden staan. Symptomen zijn onder andere wanen, hallucinaties, denkstoornissen en een vlak gevoelsleven. De persoon kan daardoor een vreemde of bizarre indruk maken.

Systeemtherapie
Zie Relatietherapie.

T

Transseksualiteit
De onbedwingbare behoefte om tot het andere geslacht te behoren. Transseksuelen voelen zich doorgaans gevangen in het lichaam van het ‘verkeerde’ geslacht en willen hun genitaliën operatief laten veranderen in die van het gewenste geslacht.

Trauma
Een algemene aanduiding voor 1) lichamelijk letsel dat het gevolg is van een ongeluk of geweld, of 2) een psychisch zeer aangrijpende gebeurtenis.

U

V

Vermoeidheid, chronisch
Zie Moeheid, chronisch.

W

Waan
Een niet met de werkelijkheid overeenstemmend denkbeeld, dat zich niet laat corrigeren door redelijke argumenten. Bij een waanstoornis is de waan vaak het enige kenmerk dat de aandacht trekt. Voorbeelden van waanstoornissen zijn: grootheidswaan, achtervolgingswaan, betrekkingswaan en jaloersheidswaan.

X

Xenofobie
De irreële angst voor vreemden of onbekende plaatsen. Deze angst kan al optreden voor de confrontatie met het onbekende. Hierdoor ontstaat een grote gespannenheid en verloopt het contact zeer moeizaam.

Y

Z